Al enkele jaren ben ik op de school van mijn kind ‘docu-moeder’. Vanaf groep 6 hebben de leerlingen één uur in de week docules, waarbij ze moeten werken aan een docuwerkstuk, of wel een soort van scriptie over een onderwerp. Elk schooljaar moeten ze drie docuwerkstukken inleveren. Voor het zoeken naar informatie maken de kinderen gebruik van de docuboekjes van de Ruijter en natuurlijk van internet. Ook mogen de kinderen de werkstukken op de computer maken. Dus extra computerondersteuning is gewenst. Na verloop van tijd begin je de kinderen te kennen. Sommige lopen de hele les een beetje doelloos rond. Hun werkstukken bevatten uiteindelijk zeer weinig woorden en ook de inhoud zelf valt vies tegen. Je zou toch verwachten dat ze zeker in groep 7 en 8 toch wel een beetje een degelijk werkstuk kunnen maken.
Ook zijn er natuurlijk kinderen die dit wel lukt. Enthousiast halen ze informatie uit de boekjes, de bibliotheek en internet en het resultaat is een mooi werkstuk, kleurrijk opgemaakt en met herkenbaar kindertaalgebruik afgewisseld door wat teksten uit boekjes.
In één van de groepen zit een handige dame. Het straalt er aan alle kanten af. Als haar 10 minuten zoeken op internet om zijn, zit ze ’toevallig’ net iets in Word te tikken en als je je omdraait zit ze weer op internet. Eigenlijk zie je haar niets anders doen dan een beetje surfen. Maar dan komt haar werkstuk. Maar liefst 21 pagina’s met mooie volzinnen en prachtige foto’s. Het onderwerp goed uitgediept en na snel even doorlezen krijg ik een dubbel gevoel: of ik heb dit kind ontzettend onderschat en is ze toch best wel een hardwerkend kind of ik word ontzettend genept. Ik krijg de neiging het laatste te denken en als er dan ook nog kinderen naar me komen die zeggen dat ze het niet zelf heeft geschreven en dat ze dat niet eerlijk vinden, start ik Google op en tik in ‘werkstuk oostenrijk’. Ik klik op de eerste link die ik tegenkom, een onderdeel van werkstukken.nl en zie een werkstuk van ongeveer 21 pagina’s, met zeer bekende foto’s en zinnen die ik toch wel eens eerder heb gezien. Ik geef het adres door aan de leerkracht die dit maar verder moet oplossen.
Als ze het inlevert krijgt ze een één, vertelt hij mij. Op de inleverdatum heeft ze het nog niet ingeleverd. ‘Ze was er nog niet tevreden over’. De andere kinderen zijn verbaasd. ‘Je had toch 21 pagina’s?’. Ze vond het toch nog niet goed genoeg.
Ik krijg een beetje een vieze smaak in mijn mond.
Margreet van den Berg zegt
Ik denk dat de leerkracht mogelijkheden laat liggen om de kinderen informatievaardig te maken. Het is prima om kinderen te laten zoeken naar bronnen, maar dat levert pas echt op als je het kind daarbij begeleidt. Dus laat het kind vooral bijhouden waarom het zoekt op internet of in de bibliotheek, hoe het zoekt (via een zoekmachine of een directory) en op welke begrippen gezocht wordt. Vraag ook aan de kinderen om vast te leggen welke bronnen ze hebben gebruikt, en waarom andere bronnen ze hebben laten liggen. Op internet is veel waardevolle informatie te vinden, maar er is ook verkeerde informatie. Kinderen moeten leren dat onderscheid te maken en de goede informatie te selecteren. Laat ze bijvoorbeeld eens twee bronnen met elkaar vergelijken en uitzoeken of die bronnen hetzelfde zijn of niet, en zo ja waarom. Kortom: het maken van een werkstuk biedt heel veel kansen om kinderen te leren om te gaan met informatie, maar dan moet dat wel ingebed worden in de opdracht.
karin zegt
Ik denk dat de leerkracht hier wel zijn best doet. Ze krijgen een leidraad mee: eerst een woordveld maken met alle zaken die ze kunnen bedenken die met het onderwerp te maken hebben. Daarna moeten ze leervragen opstellen: welke informatie wil ik over dit onderwerp te weten komen en dan pas mogen ze info gaan zoeken. In boeken, internet ed. Aan het eind moeten ze ook aangeven uit welke bronnen ze informatie hebben gehaald. Ik denk dat het punt juist is dat sommige kinderen dit teveel werk vinden. Die kinderen lopen de hele les te klieren en als je vraagt of je ze kunt helpen kunnen ze het zelf wel. Als je weg bent doen ze snel een spelletje op internet of zitten op sites te kijken met mooie auto’s ed.
Het zou een uitdaging voor de leerkracht zijn om ook deze kinderen aan het werk te krijgen, maar ik ben bang dat dat verloren energie is. Ik ken de meeste kinderen. De computerspelletjes en de tv zijn hét vermaak thuis. Lezen ed of op een leuke manier kennis op doen… neeee. Ik vind het jammer, maar ben blij dat mijn kinderen wel met veel enthousiasme zich storten op het maken van een werkstuk.